Bezoekje

Ik verschalk haar
liefst nog op haar nest,
afspraak noch agenda,

dat ik daar plots dan sta.

Geen bezwaar
dat ik even binnenkom?
Ze zwijgt,
stom.
Wenkt.

Ik zet een stap die mijn hart
een stap dichter bij het hare brengt.
Knik.
Als bloemen zijn wij voor elkaar
geschikt,
denk ik, maar ik praat
over het weer.
Dat het koud is
(als mijn leven).
Dat we hopen op wat beter.
(Dat ik haar dat kan geven.)

In de levenswinkel

Ik wissel bij deze graag
mijn luiheid voor wat charme, afstandelijkheid
voor omarmen, mijn vrije tijd voor
een gevuld leven, het notoir alleen-zijn
voor omgeven; als de bomen in een bos
waarin ik in stilte rondhos
en door de bomen de wereld niet meer zie.
Geef mij dat daar maar, en die en die
daar op de eerste plank, en dat daar achter
het knappe blondje achter de toog, ik kan het niet zien.
En het knappe blondje achter de toog ook maar misschien.

SH__Piper_at_work_by_Midare_Shinami

Terrasje met twee

Ik zie haar eens graag;
je mag die eens schrappen.

Ik gooi waarheid tussen mijn grappen,
kijk hoe ze reageert,
probeer op te meten
hoe ze mijn droombeelden verteert.

Ik, de man die observeert.

Ze praat oppervlakkiger,
hak-op-takkeriger,
meer basaal.

Het is des te dieper dat
ik mijn woorden haal,
maar ik besef: ik hengel
zonder hengel, zwengel
zonder zwengel aan,
krijg de stroom niet meer op gang.
(Is hier wel ooit een stroom gegaan?)

Elektriciteit? Ja, maar nog slechts
een stroompje (dan toch – maar nooit een vonk
gezien)

Toekomstplannen? Ja, maar nog slechts
een droompje (maar wil nog graag, als zij nog wil
misschien?)

De eenzaamheid van de schrijver (2)

Dit is niet zijn eerste twijfel.
Hij stelde de opofferingen al veel eerder in vraag.

Hij ruilde seksualiteit noodgedwongen
voor intertekstualiteit.
(Het is minstens even interessant om zien
hoe een tekst met een andere vrijt,
loog hij tegen zichzelf.)

Een schrijver is geen seksbom
en indien wel, dan scheelt het
dat hij niet veel onder de mensen komt,
dat hij niet meer weet hoe daglicht valt
op bomen,
dat hij al lang de zon niet meer zag opkomen.

In zijn hoofd is het al jaren nacht.

Zich scheren doet hij onregelmatig,
zich vervloeken elke dag.

De eenzaamheid van de schrijver

Lang geleden ruilde hij zijn Olivetti
voor een toetsenbord met internet,
laadt sindsdien steeds langer op
voor hij zich nog aan het werken zet,
denkt dat hij met zijn tentakels naar de wereld reikt,
vangt vooral filmpjes van gekke poezen,
en als hij dan toch een bestseller schrijft,
blijkt hij onverwachts te soezen,
de afdruk van de toetsen op zijn aangezicht.

Wat heeft hij met zijn leven aangericht
dat het zich in eenzaamheid afspeelt?
Dat niemand zijn frustraties deelt,
zijn zeldzame goede momenten?
Dat niemand hem wil kennen,
die gekke stille schrijver?
Een vijftal jaar geleden verkoos hij finaal frustratie
boven werkijver,
sindsdien is hij nog enkel kwaad op de wereld,
rijdt hij zich voortdurend vast in gefoeter.

Op papier is hij een uitstekend schrijver.

Hij werkt al jaren op computer.

Olivetti_Studio_45